Het waterschap ontwatert de veengebieden voor de functie landbouw door met peilbeheer de grondwaterstand meerdere decimeters, tot soms meer dan een meter, onder het maaiveld te houden. De veengrond boven de grondwaterspiegel daalt als reactie op de ontwatering door inklinken van de slappe bodem en door oxidatie van de organische stof. Hierop moet het peil verder worden verlaagd met als gevolg dat de bodem weer verder daalt.
Bij continuering van de huidige beheerpraktijk van peilverlaging in gebieden met veen zullen de ontwaterde veenbodems verder blijven dalen. Als er geen actie wordt ondernomen, stijgen de beheerkosten voor waterschappen en wegbeheerders. Daarnaast loopt de landbouwsector tegen beperkingen aan in de bedrijfsvoering, waardoor het bedrijfsrendement daalt en het toekomstperspectief van de landbouw verslechtert. Ook leidt de ontwatering tot drogere gronden van hoger gelegen zandkoppen in het landbouwgebied en tot verdroging in natuurgebieden. Hierdoor komt de biodiversiteit onder druk te staan. Door daling van omliggende landbouwgebieden zijgt water uit de hoger gelegen natuurgebieden weg.
De oxidatie van het veen leidt tot emissie van CO2. In sommige gebieden, bijvoorbeeld met veel kwel of een bodem die extra gevoelig is voor bodemdaling, is het beheer al aangepast door vernatting of functieverandering in natuur. Op lange termijn zullen de hierboven beschreven gevolgen van het onomkeerbare proces van veenbodemdaling steeds pregnanter worden en zullen meer investeringen benodigd zijn.