Nederland krijgt steeds vaker te maken met extreme weersomstandigheden: langdurige droogte, hittegolven én hevige regenval. In het rivierengebied leidt dat tot een grillige afwisseling van extreem hoog- en laagwater. Zonder ingrijpen nemen de risico’s sterk toe.
Laagwater belemmert de scheepvaart en heeft negatieve impact op de economie. Verdrogende uiterwaarden bedreigen de biodiversiteit en daarmee ook de bestuiving van gewassen – met gevolgen voor onze voedselvoorziening. En dijken die langdurig droog staan, verliezen hun stevigheid.
De oplossing is even simpel als complex: integraal riviermanagement (IRM). Een aanpak waarin waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid, natuur, scheepvaart, economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit in samenhang worden bekeken. Het Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten in het Maas- en Rijngebied maken gezamenlijk beleid, samen met maatschappelijke organisaties.
Hierbij gaat het vooral over slimme, duurzame keuzes maken, zegt integraal ontwerpleider Jette Eshuis. “Door het hele riviersysteem als één geheel te benaderen, kunnen we maatregelen op elkaar afstemmen en onnodige ingrepen voorkomen. Soms betekent dat: geen dijkversterking, omdat elders ruimte wordt gecreëerd. Soms betekent het: een dijk zó ontwerpen dat hij later eenvoudig kan worden aangepast of verlegd.”
Van visie tot verandering
WSP is sinds 2019 betrokken bij IRM. We hielpen bij het vormgeven van het planproces, het opstellen van het ‘
Beeld op de Rivieren’ en het selecteren van
IRM pilots langs de Rijntakken. Van 2022 tot en met 2024 werkten we mee aan het ‘
Ontwerp Programma Integraal Riviermanagement’.
Binnen het programmateam IRM was ik verantwoordelijk voor het verzamelen van input van tientallen stakeholders, dit brachten we samen in een Plan Milieueffectrapportage (planMER), vertelt integraal ontwerpleider Jette Eshuis. “Daarin schetsten we de huidige situatie, benoemden we de knelpunten en presenteerden we drie oplossingsrichtingen. In werksessies legden we uit hoe deze alternatieven tot stand kwamen en hoe ze te vergelijken waren – zodat bestuurders weloverwogen keuzes konden maken.”
Met zoveel partijen is het een uitdaging om iedereen op één lijn te krijgen, licht Eshuis toe. “Een brug bouwen over een rivier draagt bij aan de ruimtelijke ontwikkeling, maar brugpijlers kunnen de de scheepvaart beperken. Dijken verhogen is gunstig voor de waterveiligheid, maar kan het het uitzicht en het landschap aantasten.”
Denken buiten de gebaande paden
Met zoveel belangen is out-of-the-box denken geen luxe, maar noodzaak, benadrukt Eshuis.
“Uiteindelijk kom je tot een combinatie van oplossingen die maakbaar en betaalbaar is en een goede balans biedt tussen kosten en baten. Maar waar de bestuurder vaak precies weet wat hij voor zijn euro krijgt, moeten we hier nieuwe paden durven bewandelen. Bij zo’n integraal project vloeien de middelen uit verschillende opgavepotjes samen tot één grote financieringsstroom. Dan is het niet altijd glashelder welke euro precies welk resultaat oplevert. Dat vraagt vertrouwen en moed.”
Dijken verleggen voor de toekomst
Uit het Ontwerp Programma IRM, volgen twee belangrijke zaken, zegt Eshuis. “De aanpak van de rivierbodemligging en de sedimenthuishouding om de laagwaterproblematiek aan te pakken. Daarnaast wordt gewerkt aan maatregelen voor afvoer- en bergingscapaciteit om hoogwater veilig te kunnen afvoeren.”
“Inmiddels is inzichtelijk geworden dat om alle vijf rivierfuncties te faciliteren - waterveiligheid, zoetwaterbeschikbaarheid, natuur, scheepvaart en regionale economische ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit – de benodigde ruimte groter is dan de huidige beschikbare ruimte buitendijks. Met andere woorden: het is nodig om voor de oplossing naar binnendijkse gebieden te kijken, bijvoorbeeld dijken verleggen om meer ruimte voor de rivier te creëren.”
“We onderzoeken nu hoeveel ruimte we binnendijks nodig hebben”, legt Eshuis uit. “Niet alleen in 2100, maar ook in 2200. Met rivierkundige modellen, historische data, randvoorwaarden voor een robuust ecologisch systeem en een beoordelingskader onderzoeken we hoeveel extra ruimte nodig is. Dat gebeurt in samenwerking met een team van rivierkundigen, morfologen, ecologen en landschapsontwerpers in een breed consortium. Eind dit jaar is duidelijk waar en op welke termijn de rivier ruimte nodig heeft – en waarom. Een besluit over waar, wanneer en op welke manier deze ruimte voor de toekomst wordt gereserveerd volgt in 2026.”
Duurzaam een dijk ontwerpen is meer dan emissieloos bouwen – het is vooruitdenken, zegt Eshuis. “Door nu al rekening te houden met toekomstige ontwikkelingen, besparen we niet alleen kosten en materialen, maar bouwen we ook aan een robuust en veerkrachtig rivierengebied voor de generaties na ons.”